Valley of the Spirits - Dal van de Geesten
Duane Niatum
Talking to the remnants,
the old one rattles the ground,
naming the wound singers:
raven, with one toe hooked to a pine branch,
another, snapping back at the fire;
owl, with one eye on the eyeless moon,
the other on the slope with a thousand daisy eyes.
The old man says the whales’
village beyond the mountain once lit
the dream ashes, shared the tracks.
And somewhere on its crust pain
roams in search of its lost echo,
a host, while a dragonfly nearby,
hovers above the witch flowing
in the moss-crescent lake.
This slime-drenched creature polarizes
Us with eyes that open and close
like angry flies the leanest trout refuse.
Dancing toward another ghost,
the old man greets his ancestor,
a bird whose screech thunders
through each moving thing beneath
cliff and cave. His story’s
downbeat is that if we are humble
this bird might give us a storm,
a new path of singing bones,
a meadow of sea-bleached stars.
As the sun passes trillium and fog,
enters the crack of its own division,
the elder points to the valley’s end.
It lies open like a shell on the sand.
Pratend tegen de overblijfselen
rammelt de oude de aarde,
terwijl hij de wondzangers noemt:
raaf, met één teen vastgehaakt aan een dennentak,
een andere, die naar het vuur hapt;
uil, één oog gericht op de oogloze maan,
het andere op de helling met duizend madelievenogen.
De oude man zegt dat het dorp van de
walvisvangers voorbij de berg ooit de
as van de droom ontbrandde, de sporen volgde.
En ergens op de aardkorst zwerft
pijn op zoek naar zijn verloren echo,
een gastheer, terwijl vlakbij een libel
stil hangt boven de heks die drijft
in het met mos overdekte meer.
Dit in slijm gedrenkte wezen polariseert ons
met ogen die open en dicht gaan als kwade vliegen,
die door de lenigste zalmen worden geweigerd.
Dansend naar weer een andere geest,
groet de oude zijn voorouder,
een vogel waarvan het gekrijs
davert door alles wat beweegt onderaan
klif en grot. De inzet van zijn verhaal
is dat als wij nederig zijn,
deze vogel ons wellicht een storm brengt,
een nieuw pad van zingende botten,
een grasveld vol door de zee gebleekte sterren.
Terwijl de zon triller en kikker passeert,
en de breuklijn van zijn eigen verdeeldheid,
wijst de oude naar het eind van het dal.
Het ligt open als een schelp in het zand.
Ga terug